Tekst: Wouter van Noort
Illustraties: Myrthe van Heerwaarden
Gepubliceerd in NRC 20 mei 2024
In groene buurten komen minder depressies voor, een drukke weg veroorzaakt stress. Pesticiden kunnen het brein schaden.
Tijd voor meer oog voor de leefomgeving, vindt een nieuwe stroming in de psychiatrie.
Bruining woonde jarenlang vlak bij het Vliegenbos, en volgens de hoogleraar ontwikkelingsstoornissen aan het Amsterdamse
UMC en praktiserend kinderpsychiater, is het bos een passende metafoor voor mentale gezondheid bij mensen. Zoals een
ecosysteem een natuurlijke balans heeft die bepaalt hoe goed het bestand is tegen schokken, heeft het brein een
‘prikkelbalans’, die bepaalt hoe goed het tegen mentale klappen kan. Net als een boom staat een mens nooit op zichzelf, is die
geworteld in een bodem die voor een belangrijk deel bepaalt hoe gezond die is en blijft. Wat de één overprikkeld, angstig of
depressief maakt, doet een ander weinig, en andersom. En wat grote invloed heeft op het ontwikkelende brein, bepaalt
uiteindelijk in hoge mate de veerkracht van een volwassen brein. Bruining publiceerde er recentelijk het boek
Donutpsychiatrie over; de titel is een verwijzing naar de Donuteconomie, een bekend boek van Oxford-econoom Kate Raworth
over hoe ecologie en economie beter kunnen samengaan. Het is een belangrijke inspiratiebron voor Bruining.
Pesticiden
De klassieke psychiatrie kijkt vaak naar wat zich bij het individu afspeelt, niet naar het ecosysteem om een persoon heen.
Bruining en andere onderzoekers wijzen op het belang van een gezonde leefomgeving, en dat die een leven lang door kan
werken op psychische gezondheid. Onlangs verscheen een Britse studie in wetenschappelijk tijdschrift Nature, waarin een
relatie werd aangetoond tussen groene buurten en mentale weerbaarheid. Mensen die wonen in wijken met veel bomen of
een park hebben een significant lager risico op angsten en depressies. Al langer is bekend dat druk verkeer juist
samenhangt met méér stress en mentale problemen. Een nieuw onderwerp is de impact van pesticiden, zegt
Bruining. Veel kinderen komen, volgens studies die hij aanhaalt in het boek, vrijwel dagelijks in aanraking met landbouwgif, via
de bodem, water of voedsel. Het bewijs groeit dat die continue blootstelling grote effecten op het brein kan hebben. Zo komt de ziekte van Parkinson vaker voor in gebieden waar veel pesticiden worden gebruikt. „Dat is iets wat de bezorgdheid over
de ontwikkeling van het jonge brein sterk zou moeten voeden”, zegt hij. Samen met het RIVM doet hij daarom ook onderzoek
naar de impact van bestrijdingsmiddelen op mentale ontwikkeling.
Gezonde leefomgeving
Deze relatief nieuwe stroming in de psychiatrie doet wat denken aan de opkomst van leefstijlgeneeskunde. Let meer op de
invloed van een gezonde leefomgeving en -stijl, en wat minder op het labelen en farmaceutisch behandelen van het individu,
betogen deze onderzoekers en behandelaars. Er wordt in Nederland vooral in Amsterdam onderzoek naar
gedaan, zowel in het Universitair Medisch Centrum (UMC) als in het Centre for Urban Mental Health, een
samenwerkingsverband tussen verschillende faculteiten van de Universiteit van Amsterdam. Daar proberen onderzoekers vast
te stellen welke factoren in een stad de mentale gezondheid het meest beïnvloeden. „Zoals de mate van verstedelijking, de
mogelijkheden om aan lichaamsbeweging te doen in de omgeving, sociale cohesie, hoe veel groen er in de buurt is”, zegt
co-directeur, hoogleraar en praktiserend psycholoog Claudi.
Bockting aan de telefoon
Het onderzoek, „de grootste meta-analyse over dit onderwerp ooit”, loopt nog en ze wil niet op de resultaten vooruitlopen,
maar naast ecologische factoren blijft ook sociaal-economische status een zeer bepalende rol spelen, signaleert ze. Een groene buurt is dus niet allesbepalend: een wijk als de Amsterdamse Bijlmer is bijvoorbeeld wel groen, maar onder de bewoners komen veel psychische problemen voor. Psychische gezondheid is hoe dan ook zeer complex. „Alles werkt op alles in.” Zij denkt dat een bredere kijk op psychische gezondheid ervoor kan zorgen dat mentaal welzijn niet meer alleen op het bordje ligt van de ggz, die zwaar overbelast is. Dat ook beleidsmakers, stedenplanners, ecologen en de samenleving als geheel kunnen bijdragen aan een mentaal gezonder leefmilieu. Omgevingsfactoren werken bovendien langer door dan de
meeste mensen zich realiseren, zegt Tessa Roseboom, ook hoogleraar aan Amsterdam UMC. Die zeer bepalende dagen voor latere (mentale) ontwikkeling beginnen al te tellen in de baarmoeder, en het belang ervan dringt steeds breder door in de psychiatrie. Het groeiende bewijs wijst een duidelijke kant op: in plaats van naar een losstaand individu, moet je voor psychische gezondheid kijken naar een compleet ecosysteem van relaties en interacties met de buitenwereld. Roseboom schreef samen met andere onderzoekers vorige maand het Manifest Toekomstige Generaties, waarin ze de politiek opriep om in actie te komen vanwege de schadelijke gevolgen van onder meer milieuvervuiling. Zo heeft volgens de auteurs bijvoorbeeld de luchtkwaliteit invloed op gezonde ontwikkeling. Kinderen die wonen in de buurt van vervuilende fabrieken hebben meer gezondheidsklachten, ook psychisch, vanwege de ongezonde lucht. „Door nu al rekening te houden met de gevolgen voor kinderen die nog geboren moeten worden, voorkomen we niet alleen persoonlijk leed, maar kunnen we ook de groeiende druk op de gezondheidszorg afremmen,” zegt ze.
De visie van Inpetto sluit mooi aan bij bovenstaande artikel. Er wordt altijd een start gemaakt vanuit de vraag of er sprake is van kind-eigen problemen of van omgevingsfactoren die het kind in de ontwikkeling kunnen belemmeren. Wij vinden het van belang om zicht te krijgen op het functioneren van het kind in de belangrijkste leefmilieus zoals het gezin, school maar ook vrije tijd met leeftijdsgenoten.