Ik weet het nog heel goed de eerste keer dat je in de spelkamer binnen kwam. Je keek om je heen en nam alles in je op wat er in de kamer was.
“Ik haat autisme”, riep je
Hiervoor kwam je, om meer inzicht te krijgen in jouw autisme, maar je wilde er niets van horen. Langzaamaan ging je je op je gemak voelen. Je jas hing je aan de kapstok. Je schoenen deed je bij de deur uit en op je sokken kwam je de spelkamer één keer in de week binnen. Het woord autisme mocht ik niet gebruiken. Je vertelde over gamen en dat je graag Brawl Stars speelt. Voor mij, als speltherapeut, was dit een opening om je inzicht te geven hoe jouw hoofd werkt.
Je hebt je eigen “Brawl Stars” gemaakt. Het werd “Brawlplars” genoemd. Het speelveld werd gemaakt, de knokkers kregen allemaal een eigen rol die gekoppeld zijn aan emoties en krachten. Door dit spel “te spelen” kon je situaties uit de werkelijkheid in het speelveld neerzetten, wat een beeld gaf in hoe jij de situaties in je hoofd ervaarde. Van daaruit bekeken we welke “knokkers” helpen en niet helpend waren. Zo leerde je je sterke kanten ontdekken en kreeg je inzicht in wat nog lastige momenten voor je zijn. Je kreeg meer grip op je eigen emoties. Soms moest een “knokker” nog beter oefenen en werd deze uit het speelveld in de oefenvak geplaatst. Andere knokkers konden hulp bieden. Ook kon je trots zijn op een knokker die erg zijn best had gedaan. Deze werd op de troon in “Brawlplars” gezet.
In een van de laatste speltherapie sessie mocht ik benoemen dat “Brawlplars” stond voor jouw autisme. Je staat er nu steeds meer voor open om anderen uit te leggen hoe fantastisch jouw “Brawlplars” (hoofd) werkt!
Marijke Koelemeijer